De 10 plagen van Egypte en meer.
De fascinatie voor dit onderwerp begon toen ik iets verrassends hoorde in een serie over Mozes. Tijdens een kerkdienst werd ditzelfde gezegd. Niet veel later begon ik me hierin te verdiepen met als basisvraag: zit er meer achter die 10 plagen dan dat het rampen zijn die God over de bevolking en het land Egypte stuurde?
Een gemiddeld gelovige zou niet snel verwachten dat er meer zit achter deze plagen. Dit is ook wel geheel logisch als je je kennis uit de Bijbel haalt. Hierin is er geen andere link te vinden. Maar verdiep je je meer in de geschiedenis en cultuur van wanneer dit plaatsvond, dan kom je uit op veel diepere lagen.
Elke plaag verwerpt een Egyptische afgod.
God ging met de farao de confrontatie aan. Elke plaag had een boodschap.
Maar er zit nog een laag achter elke plaag. God gebruikte niet zomaar een plaag om de farao en zijn volk te straffen, maar een plaag die direct of indirect te maken had met een afgod die ze dienden. Aangezien er meer dan 2000 afgoden waren in Egypte, was er altijd wel een afgod die God onderuit kon halen.
Hieronder volgen de plagen met een link naar een Egyptische afgod.
Water verandert in bloed. (Exodus 7:15-21)
De rivier de Nijl was de levensader van Egypte. Zonder deze rivier zou Egypte een dorre woestijn zijn geweest. Nu het water daarin veranderde in bloed, was het leven eruit. De vissen e.d. stierven. Het kon niet meer gebruikt worden voor consumptie of op het land. Het leven stond stil. 7 dagen lang.
Khnum of Khnemu was een Egyptische afgod uit de vroege periode. Deze afgod zorgde voor de jaarlijkse overstromingen van de rivier. Het gevolg van deze overstroming was dat er vruchtbaar slib en klei achterbleef op de oevers. Hiermee zou hij mensen scheppen.
Met deze plaag werd duidelijk wat de onmacht van deze afgod was. De verandering van water naar bloed gebeurde zonder dat hij dit kon tegenhouden of terugdraaien. Zijn Egyptische magiërs konden hier ook niets aan doen.
Kikkers. (Exodus 7:27-8:2)
Uit de Nijl trokken de kikkers over het hele land Egypte. Kikkers waren één van de heilige dieren. Ze werden vereerd en met rust gelaten. Zelfs in de huizen kwamen de kikkers. Ook waren ze te vinden bij het eten en drinken. Hierdoor werd dit verontreinigd.
Ze waren overal te vinden.
Heket was een Egyptische godin voor moeilijke zwangerschappen en geboortes. De link zit hem niet zozeer in het feit waar ze voor aanbeden werd, maar meer in haar uiterlijk. Ze werd afgebeeld met een kikkershoofd of helemaal als een kikker.
Zo liet God zien dat een heilig dier tot last kon zijn. Hiermee maakte Hij Heket belachelijk.
Stof wordt luizen/muggen. (Exodus 8:12-15)
Nadat de farao zijn belofte verbrak, waardoor hij het volk Israël niet liet gaan, begon de 3e plaag. Aäron strekte zijn staf uit en sloeg op de grond. Het stof veranderde in muggen. (Volgens sommige andere vertalingen luizen, wat niet erg logisch lijkt gezien het woord in de grondtaal.) Het Hebreeuwse woord kinnîn kan ook nog vertaald worden als insecten met kleine vleugels. Zoals steekmuggen, muskieten of malariamuggen. Deze kwamen veel voor bij de Nijl.
Bes of Bisu was een afgod die van oorsprong uit Soedan kwam. Hij beschermde het gezin op het gebied van de gezondheid.
Hij had geen hoog aanzien bij de elite van Egypte, maar wel bij het gewone volk. In het westen was er een oase waar een kleine tempel was. Daar is een zuil waar hij op afgebeeld is als dwerg met een onaantrekkelijk gezicht. Een leeuwenkop met flaporen, uitpuilende ogen en dikke armen en benen.
Bes kon geen weerstand bieden tegen deze plaag. Hem aanroepen had geen uitwerking.
Steekvliegen. (Exodus 8:17-20)
De letterlijke vertaling van het Hebreeuwse woord ‘ā·rōḇ is ongedierte. Deze plaag is ruimer dan de vorige. (onder andere pissebedden, oorwurmen, vlooien, luizen, wespen, enz.) Het waren niet alleen stekende insecten. Ze kwamen overal. Ook in de huizen. Heel Egypte was bedekt onder een laag insecten. Aangezien Egyptenaren heel hygiënisch leefden, was dit echt een ramp.
Dit was de 1e plaag die niet plaatsvond in het land Gozen.
Khepri (Kheper, Kepri) was de god van de schepping, van de opkomende zon en de wedergeboorte. Ze was één van de zonnegoden. Hij creëerde nieuw leven en beschermde het leven.
Zijn uiterlijk heeft met name een link met deze plaag. Zijn hoofd leek op een mestkever. De manier van voortplanten werd in die tijd gezien als wedergeboorte.
Ook Khepri kon weinig uitrichten tegen deze plaag.
Veepest. (Exodus 9:3-7)
Deze plaag bracht een grote slachting teweeg in Egypte. Kamelen en ezels waren het vervoersmiddel en paarden werden gebruikt in het leger. Het bestaan van de natie werd hierdoor ernstig verzwakt.
Kleinvee was voor de consumptie. Hierdoor werden het vlees, de melk, de wol en de huiden schaars. Een zeer zware ziekte heerste er onder het vee van de Egyptenaren, maar niet bij de Israëlieten.
Hathor werd 'moeder van de moeders’ en ‘moeder van de goden’ genoemd. Ze werd gezien als de beschermster bij de geboorte. Maar ze was ook de godin van de muziek, vreugde, schoonheid en liefde.
Hierdoor lijkt ze weinig een link te hebben met deze plaag. Het zit hem ook niet in haar functies, maar in haar uiterlijk. Ze werd afgebeeld met 2 koeienhoorns of met een koeienkop. Voor de Egyptenaren was de koe heilig. Zo stak God de draak met deze godin en een heilig dier.
Andere koeiengoden waren onder andere Hesat, Bat en Noet/Nut.
Zweren (Exodus 9:9-11)
Deze 6e plaag slaat de mensen en dieren in Egypte heel hard, maar ook nu weer worden de Israëlieten gespaard. De hele natie wordt onrein. Ook de magiërs worden getroffen. Ze konden door de pijn niet voor naar Mozes en Aaron toe. Ze deden geen poging om hetzelfde te doen of om het te stoppen.
Net als de vorige plaag hadden zweren vaak een dodelijke afloop. Deze plaag had hele grote gevolgen.
(In andere vertalingen wordt het Hebreeuwse woord haš·šə·ḥîn ook wel vertaald in steenpuisten.)
Sechmet (Sekhmet) was de beschermheilige van artsen en genezers. In eerste instantie zaaide ze dood en verderf, maar hierin veranderde ze nadat ze een meer van bier had gedronken waarvan ze dacht dat het bloed was.
Ze zag eruit als een vrouw met een leeuwenkop.
Ondanks dat de Egyptenaren haar een hele grote godin vonden, kon ze niet op tegen de plaag die God over dit land liet komen.
Hagel, donder en vuur (Exodus 9:18-26)
Voor het eerst lezen we dat er Egyptenaren waren die de woorden van Mozes geloofden. Ze hielden hun slaven en vee naar binnen. Maar er was ook een deel dat hier geen waarde aan hechtte. De gevolgen hiervan werden snel duidelijk.
Een dag na de aankondiging barstte de zwaarste hagel met onweer ooit los in Egypte. God gaf de farao nog bedenktijd, maar hij verharde zijn hart.
Dit natuurgeweld zal weerzinwekkend zijn geweest. Mensen en dieren werden gedood en de gewassen werden vernield. De schade zal enorm zijn geweest.
Wat deze plaag nog bijzonderder maakt, is het Hebreeuwse woord dat er gebruikt wordt voor donder. Qō·lōṯ. Dit woord wordt vertaald met donder, maar eigenlijk is het stemmen of geluiden. Donder en vuur waren er ook als God naar de aarde kwam. Donder kan gelijkgesteld worden met Gods stem. Mogelijk was God zelf aanwezig bij deze plaag.
Nut (Noet) was een hemelgodin. De godin van het Omniversum en de astronomie. Ze beschermde met haar armen, benen en lichaam de aarde tegen chaotische weersomstandigheden.
Ze kon niets beginnen tegen de plaag die God over Egypte liet komen. Hierdoor werd de macht van Nut gebroken.
Sprinkhanen (Exodus 10:4-15)
Ondanks het aandringen van de dienaren op de farao verhardt hij weer zijn hart nadat hij te horen kreeg van Mozes wat de volgende plaag zou zijn. De farao komt steeds meer alleen te staan. Bij de 6e plaag verliest hij zijn magiërs. Bij de vorige plaag verliest hij zijn geloofwaardigheid onder een deel van de bevolking en nu twijfelen zijn dienaren ook nog aan het besluit dat hij neemt.
Deze plaag zorgt ervoor dat er niets meer overblijft van de gewassen op het land. De vorige plaag had al enorme schade aangebracht aan planten en bomen. De sprinkhanen zijn de genadeslag voor de oogst.
De sprinkhanen nemen bezit van al het groen dat er in Egypte aanwezig is. Door een wind uit het oosten werd het hele land verduisterd door de hoeveelheid sprinkhanen.
Neper (Nepra of Nepri) was de god van het graan.
Osiris was de godin, onder andere de godin van de landbouw.
Beiden werden aanbeden in de landbouwsector. Osiris zorgde voor de ontkieming en Neper beschermde de groei van het gewas.
Ook deze goden waren niet opgewassen tegen de macht van God. Weer 2 goden werden van hun sokkel gerukt.
Dikke duisternis (Exodus 10:21-23)
Alleen in het deel waar de Egyptenaren woonden was er 3 dagen lang zo’n enorme duisternis dat niemand zich durfde of kon verplaatsen. Ze konden elkaar niet zien. Niemand stond op van zijn plaats. (23) Een duisternis die niet voor te stellen is. Anders heb je nog de zon, maan en sterren die licht bieden, maar ook dit licht hadden ze blijkbaar niet.
Volgens vers 21 was de duisternis tastbaar. Mogelijk werd deze duisternis veroorzaakt door een natuurlijk fenomeen. Te denken valt aan een zandstorm of aswolk van een vulkaanuitbarsting. Beide opties lijken goed mogelijk te zijn.
Ra (Re) was de godin van de hemel, aarde en onderwereld. Eerst leefde ze op de aarde, maar toen ze oud werd en de mensheid niet meer naar haar luisterde, ging ze dagelijkse hemelreizen maken door het hemelgewelf.
Ze was de meest vereerde en belangrijkste afgod in de tijd van de farao’s.
Ondanks de status van Ra werd duidelijk dat ook zij niet op kon tegen de God van Israël. De gebeden van de Egyptenaren hadden geen positieve uitwerking op deze plaag.
Dood van de eerstgeborenen (Ex 11:4-8 12:29)
In het 43e vers wordt duidelijk dat God zelf de plaag zal uitvoeren. Hij doodt alle eerstgeborenen bij alle lagen van de bevolking, maar ook bij de dieren. Uit literatuur over de Egyptische oudheid blijkt dat inderdaad de eerstgeborene van deze farao niet op de troon heeft gezeten, maar zijn 2e zoon.
Het verdriet van de Egyptenaren zal ontzaglijk groot zijn geweest. Dit leed is ook amper voor te stellen. Vers 6 geeft dat wel duidelijk weer. Het huilen bij mensen uit het Midden-Oosten is sowieso al anders dan bij West-Europese mensen, maar dit zou nog vele malen erger zijn geweest.
Het volk Israël zou dit bespaard blijven. Ze krijgen in hoofdstuk 12:3-13 uitleg over hoe ze moeten handelen om te ontkomen aan deze plaag.
Om middernacht (00.00) of midden in de nacht voltrekt zich een drama. (29) Alle eerstgeborenen vinden de dood. Mogelijk alleen van het mannelijk geslacht.
Sokaris (Sokar, Soker) zal hierna veel aanbeden zijn. Hij was de god van de aarde, vruchtbaarheid en dood. Hij was beschermheer van het leven en heerser van de onderwereld.
Ook beschermde hij werkers van begraafplaatsen en onder andere grafonderdelen.
Deze god kon de overledenen niet opwekken, maar ook niet beschermen na zijn of haar dood.
Tijdens het schrijven van de 10 plagen en de Egyptische afgoden, kwam ik erachter dat ook verschillende verbanden te noemen zijn tussen de plagen. Hieronder zal ik hier 1 verband met uitleg beschrijven.
Er zijn duo’s te maken van de 10 plagen. (1 en 2, 3 en 4, enz.)
1 en 2 → Beiden hebben te maken met de Nijl. (Het water van de Nijl veranderde in bloed. De kikkers kwamen uit de Nijl)
3 en 4 → Beiden gaan over ongedierte. De 4e plaag is een overtreffende trap van de 3e.
5 en 6 → Beiden hebben te maken met de gezondheid van mensen en dieren.
7 en 8 → Beiden hebben te maken met de vernietiging van het eten voor mensen en dieren.
9 en 10 → beiden staan in verband met de dood. (De 9e plaag kon leiden tot de dood, terwijl de 10e de dood was voor de eerstgeborene.)